1. Rust en ruimte voor talent
De afgelopen jaren is er serieus geïnvesteerd in hoger onderwijs en wetenschap. Er is structureel 700 miljoen per jaar bijgekomen en in totaal is er 5 miljard ondergebracht in een tienjarig fonds. Dit is een mooie stap op weg naar de ambitie om 3% van het bruto binnenlands product te investeren in Research & Development, een ambitie die we nadrukkelijk bepleiten vast te houden. Deze investeringen waren hoognodig, omdat investeringen in hoger onderwijs achterliepen, ook ten opzichte van omringende landen. Dit dreigde innovatie te belemmeren en leidde tot roofbouw op mensen in het hoger onderwijs: de werkdruk is veel te hoog, zowel bij studenten[1] als bij medewerkers[2]. De structurele investeringen en het fonds, samen met de sectorplannen, maken het mogelijk om de buitengewoon hoge kwaliteit van onderzoek en onderwijs te behouden, zonder dat we (jong) talent verliezen door ongezonde leer- en werkomstandigheden.
Maak tijdelijke investeringen structureel
De Jonge Akademie pleit er daarom uitdrukkelijk voor om de tijdelijke investeringen die ondergebracht zijn in het fonds structureel te maken. Ook al is de impuls die gegeven is aan het hoger onderwijs nog maar recent, we merken nu al positieve effecten. Door de in 2022 en 2023 ingevoerde starters- en stimuleringsbeurzen komt er meer ruimte voor ongebonden onderzoek, dat essentieel is voor innovatie. Deze beurzen zijn expliciet gericht op jonge onderzoekers aan het begin van hun carrière, waarmee we talent kunnen aantrekken en behouden voor de Nederlandse wetenschap en samenleving. De sectorplannen zorgen daarnaast voor een groter aandeel vast personeel. Juist de groei van vaste staf is een belangrijke stap vooruit, omdat academisch werk — zowel onderzoek als onderwijs — voor een te groot deel terecht komt op de schouders van vaak jonge medewerkers in een precaire arbeidsrelatie met een tijdelijk contract. Door te investeren in talent en meer vast personeel aan te stellen, neemt de werkdruk af en neemt de kwaliteit van het onderzoek en onderwijs toe.
Door de investeringen uit het fonds vast te zetten, kunnen universiteiten inzetten op een langetermijnplanning, met minder tijdelijke contracten, en meer rust en ruimte voor studenten en medewerkers.
2. Positieve academische vrijheid: het belang van ongebonden onderzoek
De universiteit heeft een publieke taak en dat betekent dat het onderzoek dat gedaan wordt tot op zekere hoogte aan moet sluiten bij huidige maatschappelijke behoeftes. Tegelijkertijd weten we dat de belangrijkste innovaties gedaan zijn door wetenschappers die ongebonden onderzoek deden — die de ruimte kregen om nieuwe wegen te bewandelen, zonder vooraf te weten welke maatschappelijke implicaties hun ontdekkingen zouden hebben.
In een recent rapport, getiteld Denkruimte, hebben wij onderzocht in hoeverre wetenschappers nog de vrijheid hebben om de onderzoeksagenda te bepalen. Het rapport laat zien dat de financieringsstromen de afgelopen jaren zijn veranderd. Er is een verschuiving naar een ’ondernemende universiteit’, waarbij privaat en publiek steeds sterker wordt vermengd. Deze vermenging kan problemen opleveren voor de onafhankelijkheid van wetenschappelijk onderzoek.
Aandachtspunten voor een volgend kabinet
Wij zijn niet tegen privaat gefinancierd onderzoek op universiteiten, maar hebben wel drie aandachtspunten voor een volgend kabinet. Allereerst: het is cruciaal om zicht te hebben op wie welk onderzoek financiert. Momenteel hebben universiteiten deze informatie vaak niet paraat, waardoor het onmogelijk is de sector als geheel te bekijken. Juist om onafhankelijkheid te waarborgen, is het belangrijk dat er zicht komt op hoe financieringsstromen lopen. Ten tweede: er moeten richtlijnen ontwikkeld worden voor verantwoorde onderzoeksfinancieringspraktijken. Er is veel aandacht voor de integriteit van individuele wetenschappers, maar helaas weinig aandacht voor integere vormen van onderzoeksfinanciering op het niveau van universiteiten en onderzoeksinstellingen.
Tot slot, De Jonge Akademie pleit voor een academische sector waar altijd voldoende ruimte is voor ongebonden, nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek, zowel vanuit de eerste geldstroom direct aan de universiteiten als vanuit de tweede geldstroom verdeeld door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en ZonMw. De investeringen via de Starters- en Stimuleringsbeurzen en de sectorplannen versterken het ongebonden onderzoek via de eerste geldstroom. Een aanvulling van het talentprogramma van NWO en bredere financiering van overig ongebonden onderzoek kan dit verder versterken. Beide impulsen zijn cruciaal om de internationale toppositie van de Nederlandse wetenschap te behouden.
3. Wetenschap in context
Wetenschappelijke vooruitgang vraagt om diverse talenten en vindt bij uitstek plaats in internationale samenhang. Geen land heeft de capaciteit om kennis over alles in huis te houden. Het samenbrengen van perspectieven en kennis uit alle hoeken van de wereld is een van de grote krachten achter innovatie en maatschappelijke vooruitgang. Dit bleek eens te meer tijdens de Covid-19 pandemie. Dit vraagt om een inclusieve Nederlandse academische gemeenschap waarbij medewerkers van overal ter wereld veilig kennis uit kunnen wisselen, tijdelijk onderdak kunnen vinden in geval hun thuisland niet veilig is, en waar studenten opgeleid worden om onderdeel te zijn van dit wereldwijde academische netwerk. Dit vraagt om een gedegen visie op de opleiding van studenten en jonge wetenschappers, in welke taal en met welke kennis. En ook vraagt het om een universiteit die in staat is op verschillende manieren impact te hebben, omdat kennis niet alleen bestemd is voor andere wetenschappers, maar gedeeld moet worden met studenten, het bedrijfsleven en andere maatschappelijke partners, andere partners in de kennisketen en met beleidsmakers.
Houd de academie toegankelijk voor internationale wetenschappers
Als De Jonge Akademie blijven we daarom benadrukken dat universiteiten en de academische gemeenschap als geheel toegankelijk moet blijven voor internationale studenten en wetenschappers, dat er ruimte moet zijn voor diverse carrièrepaden en dat teamwerk in de wetenschap erkend en gewaardeerd moet worden.
Wij zijn ervan overtuigd dat Nederland een kennisland is en moet blijven. Ons grootste exportproduct is de kennis en innovaties die starten in het hoger onderwijs. Met onze speerpunten hopen we dat de sterke Nederlandse onderzoekscultuur kan worden bestendigd, zodat jong talent de kans krijgt zich te ontplooien en zo kan bijdragen aan innovatie in wetenschap en samenleving.
[1] Dopmeijer et al. 2022. Monitor Mentale gezondheid en Middelengebruik Studenten hoger onderwijs. Den Haag: RIVM.