In English
Rust en ruimte in het wetenschappelijk systeem: het klinkt De Jonge Akademie als muziek in de oren. En dit staat voorop in de beleidsbrief hoger onderwijs en wetenschap waarin Minister van OCW Robbert Dijkgraaf grootschalige investeringen aankondigt. We zijn opgelucht, opgetogen en dankbaar dat deze impuls er komt. Het is een mooie stap op weg naar, zoals de minister zelf zegt, ‘noodzakelijke en achterstallige investeringen’.
De Jonge Akademie vindt de probleemanalyse van de minister helder en uitstekend: er zijn op dit moment te weinig kansen voor ongebonden onderzoek, de werkdruk is te hoog en de sociale veiligheid staat onder druk. Verschillende instrumenten uit de beleidsbrief lijken passend om de geïdentificeerde problemen op te lossen. Zo wordt er via de sectorplannen extra geïnvesteerd om de werkdruk te verlagen. De starters- en stimuleringsbeurzen bieden ruimte voor ongebonden onderzoek en het aanstellen van extra personeel in gezamenlijke ‘team-spirit’ waar dit gewenst is. Er wordt ook nagedacht over de kwetsbare positie van tijdelijke docenten, door te stellen dat zij twintig procent onderzoekstijd moeten krijgen.
Dat de werkdruk verlicht wordt is belangrijk voor alle wetenschappers, maar De Jonge Akademie ondersteunt de keuze van de minister om extra middelen in te zetten voor jonge wetenschappers. De toekomst van de wetenschap krijgt daarmee een extra impuls, waardoor een loopbaan in de wetenschap aantrekkelijk blijft. We vrezen echter dat niet alle in de Kamerbrief voorgestelde instrumenten hieraan bij zullen dragen.
Nieuwe competitie
We maken ons zorgen over de individuele starters- en stimuleringsbeurzen, die in de Kamerbrief een prominente rol hebben. Een van de hoofddoelen van de beurzen is om de aanvraagdruk te verlagen, maar wij vrezen dat dit doel hiermee niet bereikt gaat worden. Ongeveer 500 startende universitair docenten kunnen aanspraak maken op een startersbeurs. Het is onduidelijk onder hoeveel starters dit verdeeld moet worden. Onder de overige 11,000 wetenschappers wordt 144 miljoen verdeeld via stimuleringsbeurzen. Er is dus onvoldoende geld aanwezig voor alle wetenschappers – behalve als elke stimuleringsbeurs maximaal 13.000 euro wordt. Universiteiten, afdelingen, of faculteiten moeten een manier vinden om de extra middelen te verdelen. Een nieuwe competitie, met bijbehorende werkdruk, is in dat geval onvermijdelijk.
Ook vrezen we onvoorziene neveneffecten van de starters- en stimuleringsbeurs. Deze beurzen maken het voor afdelingen aantrekkelijker om nieuwe universitair docenten aan te nemen. Wij achten het ook waarschijnlijk dat een forse groep universitair docenten hun startersbeurs in gaat zetten voor het aannemen van een promovendus. Dit leidt tot meer promovendi die in de toekomst ook een vaste positie (en startersbeurs) willen, terwijl er nu vaak al te weinig permanente plekken zijn. Ook hier neemt de competitie dus toe. Ten slotte vormt de verschuiving van een deel van de competitie naar de universiteit, faculteit of afdeling een risico voor de sociale veiligheid. Bijvoorbeeld doordat de noodzakelijke kritische geluiden beperkt worden door de nog sterkere – want ook financiële – afhankelijkheid van een afdelingshoofd.
Hoe dan wel?
De Jonge Akademie ziet het verminderen van ongelijkheid tussen wetenschappers als de belangrijkste oplossing om de torenhoge werkdruk te verminderen. Meer gelijkheid begint met de tijd die iedereen heeft om onderzoek te doen. Daadwerkelijke tijd, geen papieren tijd. De minister deelt deze mening, en stelt dat het niet ter discussie staat dat alle universitair docenten minimaal veertig procent onderzoekstijd moeten hebben. Voldoen aan deze voorwaarde zou een ware revolutie voor veel vakgebieden zijn en aan een grotere behoefte voldoen dan het uitreiken van individuele beurzen aan een beperkt aantal individuele onderzoekers. Dit vraagt dus om de mogelijkheid tot flexibele inzet van de extra middelen.
Vooruitlopend op de concrete uitwerking van de Kamerbrief, doet De Jonge Akademie de volgende aanbevelingen:
- Universiteiten, grijp deze investeringen aan om te stoppen met uithollende precaire contracten.
- Waarborg dat alle wetenschappers minstens veertig procent van hun tijd aan onderzoek kunnen besteden. Wij vinden de verwevenheid van onderzoek en onderwijs cruciaal voor wetenschappelijk onderwijs. Minimaal twee dagen per week écht aan onderzoek werken bij een fulltime aanstelling moet het uitgangspunt zijn. Bij lang niet alle disciplines is dit de realiteit. De sectorplannen zouden hierbij een rol kunnen spelen, maar alleen wanneer ze niet gebruikt worden voor het aanstellen van nieuw, tijdelijk personeel (bijvoorbeeld postdocs).
- Verdeel het budget voor startersbeurzen onder alle universitair docenten als starterspakket en verleng de bestedingstijd naar tien jaar. Door het pakket te verkleinen en langer inzetbaar te maken wordt samenwerking aangemoedigd (bijvoorbeeld in de begeleiding van een promovendus of het verzamelen van data).
- De uitdagingen van werkdruk en sociale veiligheid vragen bij uitstek om sterk leiderschap en team science. Wij pleiten ervoor om Erkennen en Waarderen niet te zien als los programma, maar op te nemen in de nieuwe instrumenten. De sectorplannen en stimuleringsbeurzen moeten verdeeld worden op basis van een breed begrip van academische kwaliteit.
- Kennisinstellingen dienen een concreet plan te ontwikkelen voor het inzetten van de nieuwe middelen. Om te kunnen garanderen dat het extra budget bij de wetenschappers terechtkomt en de werkdruk daadwerkelijk verlicht wordt is het noodzakelijk dat de nieuwe instrumenten actief gemonitord en geëvalueerd worden. Indien nodig moet het mogelijk zijn om de instrumenten bij te sturen.
Wij nemen de uitnodiging van de minister graag aan om in gesprek te gaan over de uitwerking van de voorstellen en de afstemming met competitieve beurzen verdeeld door NWO. Binnen De Jonge Akademie zijn we bijzonder gemotiveerd om het welzijn van jonge onderzoekers te verbeteren. Hieronder vallen ook onderzoekers die naar Nederland moeten vluchten vanwege oorlog of dreiging, waarvoor dringend middelen nodig zijn om ook flexibel en acuut tijdelijke inbedding te bieden. We zien de aangekondigde investeringen als een grote kans om het wetenschappelijk systeem te verbeteren en te zorgen dat de in de Kamerbrief genoemde belangrijke doelstellingen behaald worden.