Eddie Brummelman
Het was een heftig jaar voor de Nederlandse wetenschap. Ik merkte dat ik de afgelopen maanden steeds vaker terugdacht aan de tuin van mijn grootouders. Eerst dacht ik: dit is escapisme, vluchten voor de werkelijkheid, maar volgens mij kunnen wij iets leren van deze tuin. Je kon er van alles vinden: appels en peren, bramen en frambozen, een moestuin en een grote verscheidenheid aan bloemen. Daartussen stonden speeltoestellen: schommels, klimrekken, een zandbak en een trampoline. Als kleinkinderen konden wij tijdens het spelen snoepen van al het fruit dat in de tuin groeide.
Uit hun tuin spreekt een visie op groei die we ook op de universiteit kunnen toepassen. Hoe zorgen we ervoor dat verschillende soorten wetenschappers zo goed mogelijk kunnen groeien en bloeien? En hoe zorgen we ervoor dat de samenleving daar de vruchten van plukt?
De minister draait de kraan dicht, terwijl de grond al gortdroog is
De bezuinigingen van het afgelopen jaar komen bovenop de decennialange onder-financiering van de wetenschap. De enige reden dat wij als klein land zo goed presteren is dat wetenschappers structureel overwerken. Dit geldt vooral voor jonge wetenschappers, die ook nog eens het hardst worden geraakt door de bezuinigingen. De minister draait de kraan dicht, terwijl de grond al gortdroog is. We willen dat de minister de bezuinigingen niet alleen terugdraait maar omzet in een investering: laat de wetenschap bloeien. Daarvoor is een langetermijnvisie nodig. Simpelweg de kraan opendraaien is niet voldoende. Een gezonde tuin heeft verschillende elementen: diversiteit, gelijkheid en verbondenheid.
Diversiteit maakt weerbaar
Wat de tuin van mijn grootouders zo bijzonder maakte, is dat er allerlei verschillende soorten bomen, struiken, bloemen en andere planten groeiden. Deze biodiversiteit maakt de tuin weerbaar tegen ongedierte en veranderende weersomstandigheden. Dit dreigt in de Nederlandse wetenschap te verdwijnen. De bezuinigingen waren nog maar net afgekondigd of meerdere faculteiten geesteswetenschappen besloten al om opleidingen te schrappen, zoals Duits, Frans, Islam en Arabisch. Dit betekent een onherstelbaar verlies van talent en expertise die onmisbaar zijn voor de samenleving, vooral in tijden van geopolitieke onzekerheid. En het beperkt de kruisbestuiving tussen disciplines.
Ook diversiteit onder wetenschappers staat steeds meer onder druk. Door de wet Internationalisering in Balans is Nederland onaantrekkelijk geworden voor internationale collega’s. Dit bedreigt het open en internationale klimaat dat de Nederlandse wetenschap decennialang een voorloper heeft gemaakt.
Daarnaast zijn eerstegeneratiewetenschappers (wetenschappers zonder universitair geschoolde ouders) ondervertegenwoordigd aan de universiteit, en hebben ze vaak te maken met discriminatie en buitensluiting, blijkt uit ons project Niet de eerste de beste.
Wat we nodig hebben is solidariteit: wetenschappers die niet alleen vechten voor hun eigen vakgebied, maar voor de wetenschap als tuin met een diversiteit aan vakgebieden. Want vandaag worden de geesteswetenschappen bedreigd, maar morgen loopt een ander domein gevaar. Daarnaast moeten de minister en de universiteiten zich verzetten tegen xenofobie en zich inzetten voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat. We kunnen niet zonder de unieke talenten en perspectieven van onze internationale collega’s en eerstegeneratiewetenschappers.
Breid toegang tot subsidies uit
Het tweede element van een gezonde tuin is gelijkheid. Als een plant te groot wordt, dan ontneemt hij de andere planten het zonlicht. Met het NWO Talentprogramma bepalen we al vroeg welke jonge wetenschappers mogen groeien en bloeien, en welke niet. De toekenningskans van de Veni-subsidie zit rond de 13 procent: we vertellen 87 procent van de aanvragers dat ze niet talentvol zijn, terwijl ze nog maar net zijn komen kijken.
En dit proces zet zich gestaag voort. Als je een Veni-subsidie net wel hebt ontvangen, ga je niet meer of beter onderzoek doen dan degenen die de subsidie net niet hebben ontvangen, maar je hebt wel 250% meer kans op een Vidi-subsidie. Deze vroege selectie van wetenschappers leidt tot ongelijkheid, die vervolgens door het systeem in stand wordt gehouden. Neem bijvoorbeeld de Zwaartekracht- en Summit grants, bedoeld voor ‘wereldtoppers’: samen waren die vorig jaar goed voor 335 miljoen euro. Dit is meer geld dan nodig is om alle beginnende universitair docenten in Nederland van een startersbeurs te voorzien.
We pleiten voor systeemverandering om gelijkheid te vergroten. Stop met de vroege selectie van wetenschappers. Maak ruimte voor laatbloeiers. We kunnen de leeftijdsgrenzen in financieringsinstrumenten versoepelen of zelfs schrappen. Zo kunnen wetenschappers de beurzen aanvragen wanneer zij die nodig hebben, niet wanneer ze toevallig tegen een leeftijdsgrens aanlopen.
Zorg daarnaast dat subsidies bij zoveel mogelijk wetenschappers terechtkomen. Zo zouden we een grens kunnen stellen aan het aantal promovendi en postdocs dat iemand tegelijkertijd mag begeleiden. Labs zijn het meest productief als ze uit niet meer dan tien tot vijftien mensen bestaan. Zo’n grens beschermt niet alleen de kwaliteit van de begeleiding, maar voorkomt ook het excessief stapelen van subsidies.
En geef elke wetenschapper een vaste voet: een minimale hoeveelheid tijd en middelen uit de eerste geldstroom die vrij besteed kan worden aan onderzoek. Dit vermindert competitie om externe financiering en beschermt de academische vrijheid, want het geeft elke wetenschapper de kans om onconventionele maar veelbelovende ideeën te onderzoeken.
Meer ruimte voor impact
Het derde en laatste element van een gezonde tuin is verbondenheid met de buitenwereld. Mijn grootouders hadden hun tuin zo ingericht dat hun kleinkinderen tussen de planten konden spelen en er dus letterlijk de vruchten van konden plukken. Iedereen plukt de vruchten van de wetenschap, maar dit wordt niet door iedereen gezien en gevoeld. Volgens de wet hebben Nederlandse universiteiten drie kerntaken: onderwijs, onderzoek en maatschappelijke impact. En juist die derde kerntaak wordt zelden erkend.
Burgers betrekken bij je onderzoek, een publieksboek schrijven, aanschuiven bij het NOS-journaal of bij Jinek. Presentaties geven voor ouders, leraren, beleidsmakers, politici. Lesgeven aan kinderen bij een weekendschool, zoals we doen met Lil’Scientist. Op dit moment doen wetenschappers deze taken meestal in hun vrije tijd. We hopen dat universiteiten maatschappelijke impact niet alleen erkennen maar ook waarderen. Want hoe meer de samenleving de vruchten kan plukken van de wetenschap, des te meer medestanders we krijgen. En dat hebben we hard nodig, hebben we afgelopen jaar gemerkt.
Ik hoop dat de Nederlandse wetenschap een tuin wordt:
KNAW-president Marileen Dogterom installeert de nieuwe leden met een slag op de gong. V.l.n.r. Marileen Dogterom, Björn Hoops, Max Birk, Eline van der Kruk, Esther Metting, Jeroen Dera, Mariëlle Wijermars, Felix Hol en Vanessa LaPointe. Niet op de foto: Petter Törnberg en Lilly Verhagen.