Statement De Jonge Akademie op de implementatie van de Startersbeurzen

30-11-2023

De Jonge Akademie reageert op de implementatie van de Startersbeurzen. In 2022 kondigde demissionair minister Dijkgraaf grootschalige investeringen aan in het onderzoek en onderwijs. Een belangrijk instrument om dit te bereiken was de Startersbeurs voor elke beginnende universitair docent (ud) met een vast contract. In dit statement benoemt De Jonge Akademie drie risico’s die we zien in de huidige implementatie van de Startersbeurzen.

In 2022 kondigde demissionair minister Dijkgraaf grootschalige investeringen aan in het onderzoek en onderwijs. Het doel was meer rust en ruimte voor wetenschappers: minder werkdruk, en meer ruimte voor ongebonden en nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek. Een belangrijk instrument om dit te bereiken was de Startersbeurs, een pakket van €300.000 voor elke beginnende universitair docent (ud) met een vast contract. Het plan was dat de beurs aan elke startende ud gegeven zou worden, en dat het budget voldoende was om competitie tussen ud’s te voorkomen. In dit statement benoemen we drie risico’s die we zien in de huidige implementatie van de Startersbeurzen en komen met drie adviezen: (1) vermijd competitie, (2) vermijd variatie binnen en tussen universiteiten zoveel mogelijk en (3) werkdruk verlaag je niet altijd met het aanstellen van meer promovendi.

De Startersbeurs

In een eerste reactie op de plannen gaven wij aan erg blij te zijn met de broodnodige investeringen in de kennisinfrastructuur in Nederland die het ongebonden onderzoek versterken en wetenschappers in de eerste fase van hun carrière de mogelijkheid geven hun onderzoek vorm en ruimte te geven. Dit biedt een belangrijke impuls aan universiteiten om de problemen van nu en de toekomst op te lossen. Tegelijkertijd signaleerden we in onze reactie mogelijke risico’s rondom de Startersbeurs. Allereerst gaven we aan dat het budget niet toereikend was voor alle ud’s. Onze verwachting was dat dit onvermijdelijk zou leiden tot competitie binnen universiteiten — precies datgene wat niet de bedoeling was. Ten tweede maakten wij ons zorgen over hoe de Startersbeurzen geïmplementeerd zouden worden door universiteiten. De kaders voor implementatie zijn breed, wat veel ruimte geeft voor verschillen binnen en tussen kennisinstellingen. We schreven dat een nieuwe competitie en grote verschillen in implementatie ten koste zouden kunnen gaan van het doel van de investeringen: rust en ruimte in het bestel voor jonge wetenschappers.

Bijna anderhalf jaar na de aankondiging van de Startersbeurzen ziet De Jonge Akademie helaas dat de risico’s die wij signaleerden realiteit zijn geworden. Juist omdat er, naar aanleiding van het advies van de Commissie Weckhuysen, door de universiteiten en overheid gekeken wordt naar de implementatie van de Startersbeurzen, willen wij de belangrijke risico’s nogmaals benadrukken en onze aanbevelingen geven. Zo wordt de universitaire wetenschap versterkt via ongebonden en fundamenteel onderzoek, en wordt er daadwerkelijk rust en ruimte gecreëerd voor jonge onderzoekers.

  1. Werkdruk verlaag je niet met competitie

De Commissie Weckhuysen (p. 19) signaleerde dat er binnen veel universiteiten vormen van selectie zijn gecreëerd om het tekort aan Startersbeurzen te verdelen. Universiteiten selecteren vaak op basis van werkdruk, het cv van de kandidaten, maar ook op aansluiting bij strategische doelen. Kanshebbers op Startersbeurzen worden in sommige gevallen gevraagd een (licht) voorstel te schrijven, dat beoordeeld wordt door een commissie. De Jonge Akademie is van mening dat Startersbeurzen niet verdeeld moeten worden op basis van inhoudelijke competitie. Het doel is om meer rust en ruimte te creëren, en De Jonge Akademie deelt de aanbeveling van de Commissie Weckhuysen dat— indien er geselecteerd wordt — dit gericht moet zijn op het verminderen van werkdruk en ruimte voor ongebonden onderzoek. Wij vinden dat als er niet genoeg beurzen zijn, deze moeten gaan naar ud’s bij wie de werkdruk het hoogst is en die het minste tijd hebben voor vrij en nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek. Als die selectie niet goed te maken is, dan adviseren wij te loten.

  1. Vermijd variatie binnen en tussen universiteiten

Een groter probleem is dat universiteiten op zeer verschillende manieren omgaan met zowel de selectie van Startersbeurzen als met de vrijheid van besteding van de beurs. De Jonge Akademie kreeg de afgelopen maanden veel anekdotisch bewijs voor grote variatie in bestedingsruimte: in sommige gevallen werden ud’s verplicht een promovendus aan te nemen, in andere gevallen ging een gedeelte van de Startersbeurs naar de onderzoeksgroep en bleef er maar een gedeelte van het geld over voor de ud. Ook de Commissie Weckhuysen benoemde deze onwenselijke situatie.

Wij signaleren twee problemen met de afbakening van de bestedingsruimte. Allereerst is er grote variatie binnen en tussen universiteiten in wat ud’s mogen met de beurs. Dit is vaak lastig uit te leggen en dit leidt tot frustratie en onbegrip bij (potentiële) ontvangers van de beurs en hun collega’s. Maar belangrijker: de inperking van de bestedingsruimte staat haaks op het idee dat de Startersbeurzen ten bate moeten komen van ongebonden onderzoek. Natuurlijk betekent dit niet dat elke ontvanger volledige vrijheid heeft: een grote uitdaging is bijvoorbeeld de inzetbaarheid voor onderwijs wanneer veel ud’s zich met de Startersbeursgelden primair gaan richten op onderzoek. Tegelijkertijd blijkt dat er in veel gevallen helemaal geen vrijheid is: ud’s hebben beperkte keuze in hoe het geld besteed mag worden, bijvoorbeeld omdat ze hun onderzoek moeten vormgeven op basis van de prioriteiten die de afdeling of universiteit hen voorlegt of omdat er enkel gekozen mag worden uit een aantal instrumenten (bijvoorbeeld het werven van een promovendus). De Jonge Akademie is van mening dat dit niet goed rijmt met de sterke focus op ongebonden onderzoek. Er is meer sturing nodig op hoe de universiteiten en universitair medische centra (umc’s) de selectie van ud’s vorm moeten geven, welke criteria men wel en niet mag stellen en op het monitoren van de Startersbeurzen.

  1. Werkdruk verlaag je niet altijd met het aanstellen van meer promovendi

Naast de twee risico’s die we eerder signaleerden, zien we een derde risico: universiteiten en umc’s gebruiken de Startersbeurs vaak om een promovendus aan te stellen. Een Startersbeurs bedraagt €300.000 en mag besteed worden over een looptijd van 6 jaar. Hoewel de Startersbeurs gebruikt kan worden voor de aanstelling van een promovendus, hoeft dit geenszins. Zo schreef demissionair minister Dijkgraaf in zijn beleidsbrief dat de beurs besteed kan worden aan onder andere “onderzoekstijd voor zichzelf en teamgenoten, nieuwe collega’s en aanschaf en gebruik van (kleinschalige) onderzoeksfaciliteiten”. Dit is aan de starter om te bepalen. We willen ook benadrukken dat de aanstelling van meer promovendi niet per definitie bijdraagt aan werkdrukverlaging. Promovendi moeten intensief begeleid worden, en in sommige vakgebieden draagt een promovendus ook niet bij aan de onderzoeksoutput van een starter (denk aan vakgebieden waarin promovendi zonder hun begeleiders publiceren). Deze extra begeleiding komt boven op de onderwijstaak van de ud. Bovendien moet in het huidige promotiereglement de promovendus begeleid worden door een collega met ius promovendi, en komt de begeleiding dus ook op het bord van andere wetenschappers die eveneens vaak een hoge werkdruk ervaren. Omdat het aantal ud-posities naar verwachting minder snel zal toenemen dan het aantal promotieplekken, zal de besteding van de Startersbeurzen aan promotieplekken ook leiden tot meer competitie onder promovendi die een carrière aan de universiteit ambiëren. De Jonge Akademie is van mening dat dit niet rijmt met het doel van de Startersbeurzen om meer rust en ruimte te bieden aan onderzoekers.

Tot slot

De Jonge Akademie hoopt van harte dat deze punten bij de eerste evaluatie van de Startersbeurzen mee worden genomen. We roepen op om te stoppen met de competitie voor de Startersbeurzen binnen de instellingen, en te zorgen voor transparante en waar mogelijk uniforme procedures. Daarnaast pleiten we ervoor om de criteria voor toekenning te harmoniseren, zowel tussen als binnen universiteiten en umc’s. Hierbij dient werkdrukverlaging gemotiveerd te worden en leidend te zijn in de selectie. Wij zijn van mening dat werkdrukverlaging moeilijk te rijmen is met het actief aansturen op het gebruik van de Startersbeurs voor de werving van promovendi. In sommige gevallen kan dit leiden tot werkdrukverlaging, maar als uniforme regel vrezen wij voor werkdrukverhoging voor startende onderzoekers, waardoor ongebonden en nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek in het gedrang komt. Tot slot raden we aan om te werken aan een duidelijk plan om de effectiviteit van de Startersbeurzen te monitoren.

 

Contactgegevens 

De Jonge Akademie
Postbus 19121
1000 GC Amsterdam
Telefoon: 020 551 0867
E-mail: 
dja@knaw.nl

Ga naar contact

Over

De Jonge Akademie is een dynamisch en innovatief platform van onderzoekers uit verschillende disciplines met visie op wetenschap en wetenschapsbeleid.

Meer over De Jonge Akademie  > 

 

Cookie-instellingen